Om allerlei redenen kunt u uw laatste tanden en kiezen verliezen (tandbederf, trauma). Na uw eerste bezoek bij de tandprotheticus zal hij u doorverwijzen naar een tandarts/kaakchirurg. De tandarts/kaakchirurg heeft besloten bij u niet alle tanden en kiezen te trekken maar om enkele wortels van uw eigen tanden of kiezen onder het kunstgebit aanwezig te laten blijven. Zo’n kunstgebit wordt een overkappingsprothese genoemd. Voor het vervaardigen van de prothese verwijst de tandarts/kaakchirurg u terug naar de tandprotheticus

Welke voordelen biedt een overkappingsprothese t.o.v. een “gewoon” kunstgebit? De meeste problemen met een kunstgebit ontstaan door het slinken van de kaken. Omdat het kunstgebit steeds even groot blijft, ontstaat er ruimte tussen het kunstgebit en de kaak. Het kunstgebit zal dus op den duur steeds losser gaan zitten. Dit slinken van de kaken kan voor een groot deel worden voorkomen wanneer enige wortels van tanden of kiezen in de kaken behouden blijven.

Deze wortels werken als een soort pijlers onder het kunstgebit. De druk ten gevolge van het kauwen wordt bij een “gewoon” kunstgebit alleen door de tandeloze kaken opgevangen. Bij een overkappingsprothese wordt die druk voor een belangrijk deel opgevangen door de pijlers onder het kunstgebit. Het gevolg hiervan is dat het slinken van de kaken veel minder snel gaat. Bovendien heeft het kunstgebit door de pijlers meer houvast en steun